Urn van wesp
Vorig jaar mailde Ben Bulsink uit Enschede me over een pottenbakkersminiatuurtje, dat hij op het doek van de parasol aantrof. Het was gekleid, schreef hij, “van gedroogde modder, met een prachtige hals, ongeveer een centimeter groot. Ik heb het van de parasol gehaald (die moest naar binnen) en in een jampotje bewaard. Er leek een wormpje in te zitten. Na een paar dagen bleek het wormpje niet meer te vinden. Welk beest kan dat prachtige kruikje geboetseerd hebben?”
Dat moet een urntjeswesp geweest zijn. In Nederland komen vier soorten Urntjeswespen voor, op zonnige plekken zoals een parasol. Ze zijn niet groot, zo rond de anderhalve centimeter, maar lijken soms langer omdat ze zo dun zijn, met een veel langere nek dan de bekende limonadewesp. Hun lijf is zwart met een paar dunne, gele dwarsstrepen.
Urntjeswespen verzamelen leemachtige grond met hun kaken, waarvan ze een potje maken. Er komt een nauwe opening bovenin, met een omgeslagen rand erom, echt een urn. Ze leggen er een ei in, op een soort steeltje dat uit de wand steekt, en ze voorzien dat ei van wat kleine rupsen, als voedselvoorraad. De rupsen proppen ze door de smalle opening naar binnen. Daarna sluiten ze die af met leem dat ze uit de omgeslagen rand peuteren.
Ze maken meerdere van deze broedkamertjes. Soms staan die bij elkaar, soms in hun eentje. De wespen kunnen er allerlei ondergronden voor gebruiken, van grassprieten tot parasols.
Of het wormpje dat Bulsink noemt de wespenlarve was, of een als voedsel opgeslagen rups, zullen we nooit zeker weten, maar ik denk een rupsje. De urn is nog open – Bulsink kon erin kijken en de rand is nog niet verbrokkeld. De urn was dus nog open en dan was er net een ei afgezet, dat nog geen larve had kunnen worden. De parasol ging in de schuur, de urn ging in een pot. Waren urn en inhoud gespaard gebleven, dat was er in mei misschien een nieuwe urntjeswesp geboren.
(Natuurdagboek Trouw woensdag 5 juni ’19)