Uitheemse natuur
Omdat ik de strijd tegen Amerikaanse vogelkers opgaf, kreeg ik een brief met een stapel kopieën van Kees Priël van de Werkgroep Herstel Inheems Duin. Priël wijst op de nadelen van Amerikaanse vogelkers en andere exoten. Als hersteller van het inheemse duin doet hij zelf aan ‘actief beheer’, zoals bomen uittrekken of omzagen.
De duinen verdwijnen namelijk onder bos. Berken, meidoorns, lijsterbessen, wilgen, dennen en Amerikaanse vogelkersen gedijen er uitstekend. Vroeger waren de duinen te nat, te schraal, te vol met konijnen. Nu zijn ze verdroogd, bemest met wat er uit landbouwgebieden overwaait, terwijl konijnen strierven aan een virus.
Niets dan lof voor inheems duinherstel, zelfs buitenlandse duinen mogen van mij bevrijd worden van bomen. Amerikaanse vogelkers is echter slechts één van die bomen, al is het een gretige, en de rest is inheems.
Exoten kunnen de natuur danig in de war schoppen. De Amerikaanse rivierkreeft en de Amerikaanse zwaardschede hebben onze rivierkreeft en zwaardschede verdrongen, maar de Amerikaanse boormossel heeft onze boormossel niet verdrongen.
Mensen halen veel uitheemse wezens binnen. Ze laten vogelkersen, wasberen, blafherten, fazanten, schildpadden, vissen, vijverplanten los. Vervolgens worden die weer bestreden. Men spreekt van ‘invasieve exoten’. Je krijg ze nooit blijvend weg. De natuur barst van de exoten. Ze liften mee met ballastwater in schepen. Ze zwemmen door het Rijn-Donau-kanaal uit de Balkan naar Nederland. Er fladderen zuidelijke insectensoorten binnen dankzij klimaatverandering. Het konijn, essentieel in het duinlandschap, is er ooit uitgezet voor de jacht. We zetten exorische runderen, schapen en paarden uit en noemen ze natuur.
Net als Briël juich ik het bewust of onbewust verspreiden van exotische wezens niet toe, maar desondanks gaat het gewoon door.