Twee paar kauwen
Afgelopen winter hingen er vijf kauwen rond in de tuin. Vier ervan vormden twee paren. Het ene paar nestelde vlakbij de plek van vorig jaar.
Vorig jaar nestelden ze in de dakgoot. Er zit hout om die dakgoot, je kunt er niet inkijken. Er werden takken aangesleept en ze vlogen af en aan met snavels vol mos.
Het was een herrie van jewelste. Tot er een wolkbreuk kwam. Onweer en stortregen. Niets meer van de kauwen gehoord. Het nest zal wel weggespoeld zijn, bij regen is een dakgoot niet veilig.
Dit jaar hield ik mijn hart vast, maar het bleef droog en na enige tijd hoorde ik op zolder de jongen piepen. Zo te horen zaten ze niet eens in de dakgoot, maar vlak erboven onder de pannen.
Het tweede stel was ook onder de pannen, aan de zonnige kant van het dak. Ze begonnen later dan hun verwanten. Ik ontdekte het doordat er een stapel takken achter het huis lag. Handig aanmaakhout, maar het bleef koud voor buiten zitten, zelfs met vuurtje.
Door het zolderraam zag ik de kauwtjes in de goot landen en onder de pannen glippen. Tjonge wat een takken vlogen ze aan! De meeste lieten ze vallen, wat een sloeries. Wat een lawaai, daarboven, soms werd ik er midden in de nacht wakker van.
Het eerste nest vloog uit.
Toen kwamen handige jongens zonnepanelen op het dak leggen. Ik zei: daar broeden kauwen. Dan was het maar goed dat Piet niet werkte, want Piet was als de dood voor vogels.
De panelen wekken tweederde van mijn stroom op. Maar de kauwtjes zwijgen. Ik vrees dat ze het nest verlieten.
(Natuurdagboek Trouw 11 juni 2013)