Twee eendjes

In parkvijvers zijn de eenden al eendrachtig bezig met hun één-tweetjes en twee-eendjes, hoewel er een woerdenoverschot heerst, zodat ik eenden met soms wel vijf mannen achter zich aan zie zwemmen.
Woerden kennen geen schaamte over dat ze met hun allen hijgend achter een vrouw aanzitten, of in ieder geval laten ze daar niets van merken. Voor die vrouw is het wellicht een paar minuten vleiend, maar daarna lijkt het me hoogst vermoeiend. Haar woerdbeeld moet pessimistisch zijn. Wat een uitslovers met hun glanzend groene koppen en die parmantige krulstaartjes.
Zelf vind ik ze aandoenlijk, die eenden. Ooit zei een vriend van me: jij waggelt en je snatert, je lijkt wel een eend, wedden dat je zwemmend je hoofd boven water houdt? Hij had gelijk! Sindsdien voel ik me een eend. Al jaag ik geen vrouwen op.
In de vijver achter mijn huis peddelen twee eenden die hartverwarmend teder met elkaar omgaan. Ze knikken elkaar toe op een manier die iets wegheeft van een respectvolle buiging. Ik heb ze nog niet op een paring betrapt, maar dat zal niet lang meer duren. Met die kurketrekkervormige geslachtsdelen is dat een daad die souplesse, om niet te zeggen atletisch talent vereist in de schaamstreek. Al kun je die streek bij een schaamteloze woerd eigenlijk niet zo noemen.
De geslachtsorganen van een eend zijn spiraalvormig, en u denkt nu wellicht dat de schepper ze als twee puzzelstukjes bij elkaar heeft gezocht, maar dan vergist u zich. Als puzzelaar was de schepper geen talent – de kurketrekkers draaien tegengesteld.
Toch lukt de penetratie met beider medewerking wel, waarna de eend een bevrucht ei kan leggen. Na een dozijn bevruchte eieren gelooft ze het wel, en neemt ze plaats op de eieren. Dat gebeurt hier ergens vlakbij mijn huis, maar om het nest te vinden moet ik goed zoeken. De eend heeft een schutkleur en zit onder lang gras, dat over de eieren valt als ze even pauzeert.
(Natuurdagboek Trouw maandag 20 januari ’20)