Trillen als een tandenborstel
De huisspin, die ’s nachts donker en harig door de kamer rent, mag inwonen. Ik weet waar heur nesthol zit. Maar die magere trilspinnen die overal hun hangplekken (voor alle leeftijden) hebben ingericht, zet ik het huis uit.
Het huis uit zetten van trilspinnen is een dieronvriendelijke actie. Trilspinnen kunnen buiten niet overleven. Ik slinger ze wel eens richting schuur. Ga daar maar wonen dan. Als ik ze zie neerkomen, rennen ze vaak kaarsrecht terug in de richting van waar ze kwamen, in mijn richting dus, alsof ze drommels goed weten hoe penibel hun zaken ervoor staan, en ze terug naar binnen willen. Gauw de deur dicht!
Soms zet ik ze buiten, terwijl ze hun nageslacht als een mandje met eieren onder zich vastklemmen. Ik heb met hen te doen, maar toen ik in het verleden elke spin haar gang liet gaan, raakte mijn huis zo vol trilspinnen, dat ik er zelf nauwelijks nog bij paste. Laat staan dat er iemand bleef logeren.
Hoe voortvarend die beesten zich ook voorplanten en door het huis verspreiden, er komt een keer een evenwicht. Dan blijft hun aantal ongeveer gelijk, omdat er evenveel bij komen als dat er verdwijnen. Dat verdwijnen is te danken aan grotere soortgenoten. Het zou me niets verbazen als een trilspinmoeder zelfs haar eigen kindekes oppeuzelt. Ze boort haar bekkie in het lijf van haar baby’s en zuigt ze leeg. Misschien hebben die QAnonvaleurs daar hun geloof in een deep state van kinderlokkers vandaan.
Op de foto ziet u een trilspin loeren op een jonge soortgenoot. De spin gaat er zo in op, dat ze mijn nadering niet merkt. Anders zou ze gaan vibreren als een eh… elektrische tandenborstel.
Hoe kom ik van die trilspinnen af? Opzuigen lijkt mij een zeer onaangename dood voor een spin. Misschien is doodslaan en door de plee spoelen de beste optie. Maar ik voel me minder wreed en schuldig als ik ze naar buiten jodel. Dus blijf ik dat maar doen. Sorry trilspinnen.
(Natuurdagboek Trouw vrijdag 23 oktober ’20)