Op de toren van Mechelen
De Sint-Romboutstoren in Mechelen, Vlaanderen, ziet eruit als een halve toren. De toren had ongetwijfeld hoger gebouwd zullen worden, waar van alles tussenkwam. Nu eens was de bouwmeester jarenlang afwezig, dan weer sloeg de bliksem erin. Geldgebrek zal de toren ook wel parten gespeeld hebben. De bouw begon in 1452 en zeventig jaar later gaf men het op. Als Groninger moet ik even slikken als de naakte waarheid tot me doordringt dat onze affe Martinitoren inclusief torenspits precies even hoog is als die halve gare in Mechelen. En dan hebben wij stijve protestanten er nog niet eens Sint voor ook. Toch maar even beklimmen dan. Er zijn nota bene twee wenteltrappen (Martini één). Meer dan vijfhonderd treden. Bovenop zijn in de verte havenkranen van Antwerpen en het Atomium in Brussel te zien. In de diepte nestelen stadsduiven op griezelig scheve richeltjes. Ik krijg achter de glazen wand al maagkriebels van de hoogte / diepte (97 meter). Rustig ademen, scherp stellen op vlakbij. Kijk nou, er groeit een rode kornoelje bovenop de toren.
Prachtig vind ik dat, een struik bovenop zo’n trotse toren. In Ierland zag ik met een mengeling van spijt en gretigheid hoe de rieten daken van oude stulpen bezweken onder het toenemende gewicht. Eerst groeiden er mossen op het vaak nat geregende riet. Dan grassen, kruiden, struikjes en tenslotte complete berkenbomen. Kraak. Ondertussen zijn er nauwelijks nog rieten daken, op een paar onberispelijk gerestaureerde heritage-museumpjes na. De bejaarde, koloniale panden in de tropen, waar vierhoog zich bomen en lianen door de gevels wrikken – prachtig. Maar het fascinerende verloederingsproces heeft een slechte afloop. De kornoelje op de Sint-Romboutstoren zal vast tijdig verwijderd worden.