Tjak tjak!

De trek was vroeg, de trek is laat. Kolganzen en kruisbekken kwamen in oktober al aan vanuit hun zomerverblijven op toendra en in de taiga. Daarna bleef het rustig. Er passeerden zanglijsters, vinken en graspiepers, de zwaluwen trokken weg, maar er waren geen uitschieters, geen plotselinge reuzenzwermen.
Maar de eerste nachtvorst is er niet, of kramsvogels en koperwieken vallen massaal ons land binnen. Zondag was ik bij Vroege Vogels, die zichzelf opnemen in gasterij Stadszicht, dat niet op een stad uitziet, maar op zompige velden en de bosrand rond het Naardermeer. Hoe luisterrijk het programma ook was, het oog wou ook wat. Er fladderden twee kleine vossen door de gasterij, maar buiten was het meeste te zien. Bloeiende bloemen in de moestuin. Een blauwe reiger die onophoudelijk een grote zilverreiger verjoeg. De zilverreiger nam toevalligerwijs telkens precies plaats op de plek waar de blauwe een optie op had. Twee uur lang geruzie, het leek mij pure energieverspilling. Zinloos reigergeweld. Een familie knobbelzwaan-kleef-aan wiebelde de sloot uit en als de grauwe ganzen opvlogen, zag je pas hoeveel het er waren. Heel veel.
Maar niet zoveel als de tjak-tjak-tjak-tjak-kramsvogels. Deze vrij bont uitgedoste, forse lijsterachtigen kwamen aanzeilen om in een kale, uit het moerasbos stekende boomkruin neer te strijken. Er pasten verrassend veel kramsvogels in die kruin, maar uiteindelijk zat ie vol en werden aangrenzende B-lokaties als landingsplaats gebruikt. Er bleven maar kramsvogels arriveren. Misschien kwamen ze uit de weilanden of bosjes verderop, misschien kwamen ze ook wel direct uit Zweden.
Hoe dan ook: de vogeltrek is nog in volle gang. Zondag werden bij Den Oever 3664 langsvliegende pijlstaarteenden geteld. Nooit eerder zijn er zoveel op één dag gezien.
(Natuurdagboek Trouw 14 nov. 2013)