Stuifzwam met klapzak
Eén van de gemakkelijkst te herkennen paddestoelen is de gele aardappelbovist. Hij lijkt op een aardappel en als de tijd rijp is, stuiven er bruine stofwolken uit zijn opengebarsten huid: de sporen. Hoezeer deze bovist ook op een aardappel lijkt, eetbaar is hij niet. Daarvoor moet u zijn neef de reuzenbovist hebben.
Gele aardappelbovisten zijn te vinden in loofbossen, in de duinen, op grazige plaatsen en op de hei. Ze zijn zeer algemeen, u kunt ze niet missen. Ze zijn gelig en de paddestoel wordt een centimeter of vijf groot, soms wel tien. Ze groeien op zo’n kort steeltje dat ze op de grond lijken te liggen. Ze zijn bol en hebben een pokdalige huid, het lijkt of er kleine, ruitvormige schubjes opgeplakt zitten. Verse bovisten bevatten een donkere sporenmassa: zwart met een paars accent. Eromheen zit het witte, soms roze vruchtlichaam. Later wordt de zwam bruin en als u er per ongeluk of expres op stapt, verschijnt er een pufje voor uw tenen. Zelfs als u met iemand door het bos wandelt, pratend en niet op iedere grasspriet acht slaand, kan zo’n bruin wolkje nauwelijks aan uw aandacht ontsnappen.
Bovisten zijn een familie apart in de paddestoelenwereld, een familie van stuifzwammen met klapzakken vol sporen. Er bestaat een uiige aardappelbovist, die beter bekend staat als wortelende aardappelbovist. Die heeft een zo krachtige zwamvlok dat de zwam er soms een eindje door wordt opgetild. Dan lijkt het net of hij op een steel staat. Die uiige staat op de Rode Lijst en is zeldzaam, behalve op de Hollandse en Utrechtse veengronden waar hij veel voorkomt.