Struwelen voor grasmus en geelgors
In het akkerland van Muntendam in Oost-Groningen zijn in 2009 en 2018 bijna honderd ongebruikte hoekjes met een omvang van elk tien tot honderd vierkante meter beplant met struwelen van onder meer meidoorn, hondsroos, vuilboom, liguster, vlier en lijsterbes. Deze groene oases verleidden 34 paren grasmussen en 27 paren geelgorzen tot broeden; voor beide vogelsoorten een aantalsverdubbeling.
Zoals alle vogels van het boerenland hebben geelgorzen en grasmussen het niet overal zo gemakkelijk. Niet dat ze zo kieskeurig zijn, maar als het landschap slechts uit één gewas bestaat, houdt het zelfs voor deze relatief gemakkelijke kostgangers op. Omgekeerd zijn ze eenvoudig te paaien, zo blijkt uit dit experiment van Kenniscentrum Akkervogels Grauwe Kiekendief met wetenschappers, burgers en akkerbouwers. Zij publiceerden hun bevindingen in De Levende Natuur.
Grasmussen keren in April en mei terug uit Afrika en zingen dan hun lied uit de toppen van struiken, waarbij ze een kort dwarrelvluchtje maken. Ze laten zich dan duidelijk horen en zien. Daarna kiezen ze voor een steelsere leefwijze in de (stekel)struiken.
De droge jaren in de Sahel deden de soort geen goed. Het gaat de laatste jaren veel beter, waarschijnlijk ook dankzij de verruiging van de duinen en andere natuurgebieden. Als land verruigt, zijn grasmussen er als de kippen bij. Maar wordt de plantengroei te hoog en dicht, dan houden ze het weer voor gezien.
Geelgorzen trekken niet naar Afrika en profiteren de laatste jaren van veldjes waar het graan niet geoogst wordt maar ’s winters blijft staan. De nieuwe struwelen geven extra ruimte om te nestelen. Momenteel zingen de fraaie beestjes vanuit bomen hun lied, dat op het begin van de Vijfde van Beethoven lijkt.
Hopelijk blijft het niet bij grasmussen en geelgorzen, maar komt er ook weer ruimte voor patrijzen en veldleeuweriken en al die andere akkervogels.
(Natuurdagboek Trouw maandag 4 april 2022)