Steltloper van stenige kust
In de winter is langs de kust deze kleine waadvogel gemakkelijk in het vizier te krijgen. De steenloper is algemeen, tam en kleurrijker dan menig andere winterse steltloper. Steenlopers lopen op steen op hun korte, oranje pootjes. Die zijn ’s zomers feller van kleur, evenals hun zwart-wit-roodbruine verenkleed. Toch zijn ze ’s winters nog vrij bont met een bruin-grijze rug, witte buik en een donkere strook die over hun borst en hals dwarrelt. In vlucht valt hun zwart-witte bovenkant op. Steenlopers scharrelen graag over bazaltblokken, waar ze krabben, zeepissenbedden, keverslakken en alikruiken uit de kieren plukken. In Nederland zijn geen rotskusten, maar wel kades, pieren en dijken. Daar kun je ze zien rondstruinen of bij vloed staan rusten, soms met tientallen of zelfs honderden bijeen. Losse steentjes draaien ze om – allicht dat er wat eetbaars onder zit. Aan dat omdraaien danken ze hun Engelse naam turnstone: keersteen. Vaak zijn steenlopers ook op het strand te vinden, scharrelend langs de vloedlijn, als daar wat te eten valt. Het zijn makkelijke eters, ze eten zowel levende als dode prooien: schelpdieren, wormen, garnalen, vlokreeften, vis, vlees, insecten, larven. Ook plantaardig voedsel werken ze naar binnen, zaden, kokospulp, van alles. Kokos is bij ons niet verkrijgbaar, maar wel in de tropen, waar steenlopers evenals in Nederland overwinteren. Steenlopers broeden in het noorden, van Scandinavië tot de Noordpool. Ze nestelen op vrij kale grond, tussen stenen en schelpen en hier en daar een polletje groen. Ze overwinteren tot in Zuid-Afrika toe, maar altijd aan zee. Als ze eens aan zoet water verschijnen, zijn ze tijdens de trek verdwaald of door vermoeidheid en honger gedwongen neer te strijken.