Springende stippen met staart
In de uiterste duinen op de oostpunt van Schiermonnikoog warmt het duinpannetje op, zodra de zon doorbreekt. Jassen uit! We zitten op mul zand, wit zand. Scherp strandzand is het, waar alleen een paar pollen helmgras het redden, dankzij hun lange wortels. Zon en wind en zout uit zee zorgen hier voor extreme klimaatsverschillen. Er liggen zwarte korreltjes op het zand. Ineens blijkt zo’n korreltje te bewegen. Hij kruipt weg. Er gaan er meer op stap. Dan schiet er één een paar centimeter weg, alsof hij gekatapulteerd is.
Het zijn springstaarten, de groten zijn twee millimeter lange streepjes, de kleine zijn stipjes. Op een macrofoto blijken de stipjes echte beestjes te zijn, met kop en staart, lijf en leden, zes poten, twee antennes. En twee opgevouwen staartpunten, waarmee een springstaart zichzelf kan wegschieten.
Verderop lijkt het alsof er paddendril drijft op een plasje. Van dichtbij blijken het weer die beweeglijke stipjes te zijn. Ze scharrelen net zo gemakkelijk over het water als over het slijk. Springstaarten, zo te zien dezelfde soort, al zijn er twee die sprekend op elkaar lijken en die tot voor kort als één soort werden beschouwd. Je moet al door een microscoop loeren om het verschil te zien tussen Isotoma viridis en Isotoma anglicana, waarvan weinig waarnemingen bekend zijn omdat ie nog maar kort als soort erkend wordt.
Er zijn meer dan achtduizend soorten springstaarten en ze leven vooral in bladeren- en strooisellagen. Ze eten schimmels, rottende plantenresten, bacteriën. Waarschijnlijk leven er springstaarten in de bloempotten van uw kamerplanten. Maar ook op het oostelijkste zandduin van schier vinden ze blijkbaar iets te eten: korstmosjes misschien.