Spinnendoder zoekt begraafplaats

Boven de straatstenen van mijn terras patrouilleert een insect. Het is een wesp, maar geen gewone. Hij of beter: zij is niet geelzwart gestreept maar heeft een zwart boven- en een rood onderlijf.
De wesp schiet ineens weg, maar keert weldra terug. Ze verkleint haar aandachtsgebied tot ongeveer een vierkante meter, die ze eindeloos verkent. Ze focust steeds meer op de naden tussen de steentjes.
Hé, ze neemt plaats op de grond. Nee, ze vindt niet wat ze zoekt. Verderop dan? Daar blijft ze wat langer. Ze loopt zenuwachtig rond, met haar kont omhoog. Dan duwt ze ineens zowel haar achterste als haar snuit naar beneden. Ze wroet in het driehoekje zand tussen drie stenen.
Ze wijkt uit naar een ander driehoekje. Ik zit roerloos op een tuinstoel, maar de wesp is zo verzonken in haar zoektocht, dat ze niet lijkt te merken dat ik verzit om haar beter te bekijken.
Ze heeft lange, zwarte poten. Het is een tuinspinnendoder, de algemeenste van de ruim zestig soorten spinnendoders in Nederland. Spinnendoders zijn wespen die een spin in hun nesthol begraven. Die spin leeft nog, maar is verlamd door de wespensteek. De wesp legt een eitje bij de spin, zodat de larve die eruit kruipt een voedselvoorraad heeft: vers vlees.
Voor elk eitje een spin – spinnendoders ruimen heel wat spinnen op. Je zou het de wraak kunnen noemen voor de vele insecten die in een spinnenweb verstrikt raken, maar de wespen zijn niet wraakzuchtig. Ze zorgen alleen voor hun nageslacht. Andere wespenfamilies slepen sprinkhanen mee naar hun nest, weer andere specialiseren zich in rupsen. Een wesp die een spin in haar hol brengt, maakt de indruk van een boef die een lijk in de kofferbak propt – zie al die benen en armen er maar in te krijgen. De wesp bijt zo nodig de spinnenpoten af.
Mijn tuinspinnendoder heeft geen spin bij zich. Ik denk dat ze die in de buurt heeft liggen, en dat ze een geschikte begraafplaats zoekt.
(Natuurdagboek Trouw woensdag 26 augustus ’20)