Spaanse spreeuw
Zoon en ik zijn in Madrid op bezoek bij zus annex dochter. We picknicken in het Retiro, een aangeharkt stadspark. We zoeken een plek op het gras. Ik hoor merels zingen, eksters krassen, duiven koeren, parkieten krijsen, gierzwaluwen gieren en mussen tjilpen. En ik hoor de lach van een groene specht. Ik zie hem helaas niet. In Spanje komt een aparte soort groene specht voor, waarover maandag meer.
Ik hoor ook een vreemd geluid dat op de lach van de specht lijkt, maar zachter en hoger klinkt. Het komt uit het dichte gebladerte ergens hoog boven me. Ik lig op mijn rug te turen maar zie niets bewegen dan deinende blaadjes.
Zoon voert de duiven kruimels stokbrood en krijgt ze zover dat ze uit zijn hand eten. Ze verdringen zich om hem heen. De doffer die zich verderop koerend dik maakt om twee duiven, staakt zijn versierpogingen en snelwandelt op vrijersvoeten toe. Rond de duiven verzamelen zich mussen, merels en eksters. Een gezellige boel. De mussen zijn gewone huismussen, niet de Spaanse mussen die in Spanje ook voorkomen.
Daar klinkt dat geluid dat op de lach van de specht lijkt weer. Na een tijdje vliegt er een vogel uit de boom waar het gelach vandaan komt. Daarna klinkt het van verder. Geen specht, maar – hoe kan het anders – een spreeuw. Spreeuwen imiteren andermans geluiden. Maar wacht eens, in Spanje komen in de zomer nauwelijks spreeuwen voor, hier leven zwarte spreeuwen. Van Europa gescheiden door de Pyreneeën is het Iberisch schiereiland een goede streek voor soortvorming. Vandaar ook de Spaanse mus en die Iberische groene specht.
De zwarte spreeuw is een naaste verwant van onze spreeuw. Hij lijkt er sterk op en mist alleen de witte vlekjes, hij is helemaal zwart. Sturnus unicolor luidt zijn wetenschappelijke naam dan ook. In Spanje broeden misschien wel tweemiljoen paar. Ze houden van open land met kort gras en hier en daar een boom. Zoals in het Retiro.
(Natuurdagboek Trouw vrijdag 10 mei ’19)