Snoek stikt niet in prooi
In een Natuurbericht las ik over een gulzige snoek, die gestikt was in zijn te grote prooi. Die stak uit de opengesperde snoekenmuil. Deze krant nam het bericht over. Ik dacht meteen: wedden dat die prooi een snoekbaars is? En jawel, het bleek een snoekbaars. Soms haalt een vergelijkbaar bericht de krant over aalscholvers. Die rotten langzamer weg dan snoeken en worden vaker gevonden. Uit de opengesperde aalscholversnavel steekt de staart van een snoekbaars. Er staat bij dat de aalscholver te gulzig was, net als de snoek.
Nieuw voor mij is de suggestie dat snoekbaarzen hun rugstekels opzetten, waardoor de vis in de keel blijft steken. Klinkt aannemelijk, maar ik geloof er niets van. Snoeken en aalscholvers stikken niet in te grote prooien.
Snoekbaarzen zijn roofvissen. Er wordt op gevist met een namaakvisje – levende vis als lokaas mag in Nederland niet meer. Aan het nepvisje zitten twee forse haken. Eén aan het uiteinde, één halverwege aan de zijkant.
In snoekbaars ‘gestikte’ aalscholvers zijn wel eens opengesneden. De snoekbaars blijkt dan in keel of slokdarm te zijn blijven haken met één van die haken. Als een visser een snoekbaars met haak en al teruggooit, dan is de vis met één haak in zijn bek en een tweede haak uit zijn mondhoek bungelend een gemakkelijke prooi. Een snoekbaars met haak is gewond, kan niet eten en zal verzwakken. De gemakkelijke prooi blijkt een galgenmaal.
De vinders van de snoek hebben het dode duo weer in het water gegooid en niet opengesneden. Het is niet meer na te gaan, maar ik durf te wedden dat de snoekbaars met een vishaak in de snoekenkeel verankerd zat.