Slapen in het groen
Voor het slapen gaan zwieren roeken, kauwen en spreeuwen nog even door de avondlucht. Dan strijken ze neer in de bomen of, spreeuwen, in een rietveld. Voor hun veiligheid vertrouwen ze waarschijnlijk op hun aantal en hun hoge of natte rustplaats, en nemen de opvallendheid van hun gezwerm voor lief.
Veel andere zangvogels schieten tegen de avond schielijk een boomkruin of nestkast in. In de schemer valt dat nauwelijks op. Maar regelmatig zie ik vogels ook bij daglicht reeds plaatsnemen in een boom, om de nacht af te wachten. Kennelijk hadden ze een goede dag en hoeven ze niet meer te eten om de lange winternacht warm door te komen.
Naast ons raam staat een met klimop begroeide muur. De klimop is een dik pakket van groene bladeren en paars kleurende bessen. Nog even en dan komen er vogels op af, die verder nergens meer voor verse bessen terecht kunnen. Maar nu zijn de bessen nog niet rijp. Wel scharrelen er koolmezen door de klimop, op zoek naar klein eetbaar gespuis. En iedere avond als het bijna donker is, glipt een merel het lover binnen. Even hangt de vogel fladderend voor de klimop, om dan te verdwijnen. Ik zie haar – het is een vrouwtje – er ’s morgens nooit uitkomen, maar ’s morgens heb ik ook een veel te druk programma om naar de klimop te staren in de hoop dat…
Een paar jaar geleden stond ik een uur voor zonsondergang voor het raam van een bovenwoning te kijken naar het gevogelte. Vanuit de tuin van de onderburen verrees een grote conifeer. Ik had er goed zicht op. Zo’n conifeer is ’s winters groen en dus bruikbaar als schuilplaats. Ik weet niet meer in welke volgorde, maar zag twee Turkse tortels, twee eksters, zes huismussen en een roodborstje in de conifeer verdwijnen. Ze tolereerden elkaar nabijheid.
De onderburen verhuisden, de nieuwe bewoners vervingen het groen door kunstgras, vlonders en een megabarbecue. De conifeer maakte plaats voor een schuur.
(Natuurdagboek Trouw woensdag 25 januari ‘23)