Slangster in verpakking
De recente scheepslading afval in zee is vreselijk. Nou ligt het strand ook zonder scheepsrampen al vol plastic en ander afval. Zelfs op de meest afgelegen stranden vind ik iedere vijf meter een fles, zak, ballon, pakje of blikje. Voorlichting en alarmerende natuurdagboeken bevestigen degenen die hun troep toch al netjes in een prullenbak gooien, er wordt geen wegwerpmens door op andere gedachten gebracht.
Ook al zou slechts 1 op de 100 mensen zijn rotzooi overal laten vallen, dan zijn dat in een Nationaal Park algauw duizenden of tienduizenden vervuilers per jaar. Er zijn zoveel mensen overal, het afvalprobleem is een mensenprobleem. Het terugdringen van de bevolkingsomvang is echter een taboe dat zelfs in kringen van milieuridders zelden genoemd wordt. Laat staan in de politiek, waar alles om groei lijkt te draaien. Zodra de groei afzwakt is er al paniek. Vorig jaar is de kinderbijslag zelfs verhoogd: gesubsidieerde voortplanting.
Eén van ’s lands, nee ’s werelds grootste vervuilers is de plastic fles. Mensen hebben tegenwoordig altijd en overal dorst en gaan nooit meer op stap zonder wegwerpfles. De enige manier om te voorkomen dat wegwerpflessen worden weggeworpen, is er een fiks bedrag aan statiegeld voor te laten dokken. Een euro, op z’n minst vijftig cent voor een klein flesje. Daarbij zou al het plastic zwaarbelast moeten worden. Waarom zou je vervuiling gratis maken?
Als ik met wandelaars op stap ben, zijn er maar weinig die zich storen aan de troep. Alleen als een dier zich heeft verstrikt in plastic, dan uit men zijn ach en wee. Op Zanzibar, een kruidig eiland voor de kust van Tanzania, verzamelde ik plastic van een bij eb drooggevallen strandvlakte. In de achtergebleven poelen leefden slangsterren: slanke zeesterren. Eén ervan zat opgesloten in een nauwsluitend zakje. Alvorens hem te bevrijden moest ie op de foto. Voor het ach en wee-effect.
(Natuurdagboek Trouw donderdag 10 januari ’19)