Slak met schuifdeurtje
Mijn voormalige buur(t)man Kor Raangs trof acht kleine, slanke hoorntjes aan in zijn tuin in Groningen. Kor dacht dat het grote clausilia’s waren, ook wel regenslakken genoemd. Dat dacht en denk ik ook. Maar volgens de verspreidingskaarten op internet komen die nauwelijks noordelijker voor dan de Weerribben, waar ze op oud hout, maar vooral op stenen leven.
Het zou kunnen dat die soort zich noordwaarts verplaatst, omdat het warmer wordt. Maar volgens Bert Jansen uit Lelystad gaat de opmars zo snel, dat ie niet alleen door klimaatverandering te verklaren is. Jansen is een groot kenner van landweekdieren en auteur van minstens twee determinatiegidsen voor die beestjes. ‘Deze soort verovert met rasse schreden Nederland’, mailt hij, ‘de nieuwe locaties zijn niet bij te benen.’
Voor slakkenhuizen moet je enige speurzin hebben. Tuinslakken, segrijnslakken en diverse naaktslakken komt iedereen wel tegen. Maar slechts weinigen kennen andere slakken, hoe algemeen die ook zijn. Ze leven alleen laag bij de grond onder gebladerte of dood hout en daar kijken wij mensen alleen, als we paaseieren zoeken.
Laat staan dat we regelmatig clausilia’s vinden. Toch kun je die ook wel op boomstammen en muren vinden, zeker als het regent. Vandaar de naam regenslak. Maar ze zijn klein, hebben een schutkleur en zitten stil of bewegen zich in slakkengang. Ze vallen dus niet op. De naam grote causilia of grote regenslak suggereert een respectabele omvang, maar een lengte van twee centimeter halen ze nooit, en het slakkenlijfje dat het huisje meesleept haalt hooguit zeven millimeter. Er zijn echter een paar clausiliasoorten die nóg kleiner zijn, en dus is dit de grote broer.
De naam Clausilia verwijst overigens naar een bijzonder lichaamsdeel van deze slakken: hun clausilia. Dat is een soort eivormige schuifdeurtje waarmee ze hun opening kunnen afsluiten, tegen uitdroging of andere bedreiging.
(Natuurdagboek Trouw dinsdag 28 april 2020)