Schorpioenvlieg

Het is weer tijd voor schorpioenvliegen. Laatst zag ik er een in een bosrand. Hij had een haak aan zijn staart: een mannetje. Hij zat op een blad, vloog twintig centimeter naar een ander blad en herhaalde die manoeuvre. Ik zag nog een schorpioenvlieg. En nog een, nog een, nog een. Mannetjes en vrouwtjes. Twee zaten op een spinnenweb. Dat doen ze vaker, want met hun lange snuit eten schorpioenvliegen dode insecten en die vinden ze in webben. Maar één van beide aaszoekers was zelf verstrikt geraakt. Hij leek dood, maar bewoog nog een beetje. Ik bevrijdde hem en hij kwam ineens tot leven, schudde de rag van zijn vleugels en fladderde weg.
Sommige roofwantsen schuimen ook spinnewebben af. Ik zag althans de sprietige wants Chorosoma schillingi over een spinneweb lopen. Het kan zijn dat hij het web aanzag voor een loopbrug en dat het een oud, uitgewerkt web was. Maar misschien was hij op zoek naar gemakkelijke prooi.
Schorpioenvliegen heten vliegen, maar zijn het officieel niet. Ze vormen een aparte groep. In Nederland komen vijf soorten voor. Het algemeenst zijn Panorpa communis en Panorpa germanica, de gewone en de Duitse schorpioenvlieg. Ze lijken sterk op elkaar en de Duitse is al even gewoon als de gewone. Op de foto staat volgens mij een gewone, terwijl ie in Duitsland is gekiekt. Dat is dan een Duitse gewone.
Het is een mannetje. Met die haak aan zijn achterste kan hij niet steken. Hij bedwingt er vrouwtjes mee, die houdt ie gewoon vast, zodat hij ze kan verkrachten. In ruil spuugt hij een kwakje uit, dat het vrouwtje opslobbert. Heeft ze tenminste iets.