Samenscholende wadvogels
Op het wad zwermen steltlopers af en aan. Ze vertrekken waar het water wast, ze arriveren waar het wegebt. Droogvallend wad kan ritselen van leven, eetbaar leven, nog niet diep het slijk ingevlucht voor hongerige snavels. Daar willen wadvogels graag even rondneuzen. Maar ze willen het allemaal, tegelijkertijd. Ze verdringen elkaar. Misschien kun je het als zoekende vogel beter verderop proberen?
Misschien. Aan de andere kant is het in de groep veiliger en als je uitwijkt naar een plek zonder wadpieren of nonnetjes, heb je helemaal niets.
Wadvogelonderzoekers proberen de verplaatsingen en versreiding van vogels te vangen in computersimulaties. Met een goed model kunnen ze achter hun bureau voorspellen wat wadvogels doen als ergens iets gebeurt: gevist bijvoorbeeld, of olie geknoeid.
Tot dusverre gaan die modellen ervanuit dat de versreiding van wadvogels bepaald wordt door het voedselaanbod en de concurrentie. Bioloog Eelke Folmer voegt daaraan toe de neiging van vogels elkaar na te apen. Hij promoveert daar vanmiddag op in Groningen.
Vooral als het plaatselijke voedselaanbod nog niet bekend is of tijdens vloed sterk kan veranderen, neigen vogels naar imitatie. Zeker kanoet- en bonte strandlopers drommen samen. Zilverplevieren, scholeksters en wulpen zijn meer op zichzelf. Dat samenscholen blijkt de strandlopers te baten. Als iedereen op elkaars snavel zit, zal daar wel wat te bikken zijn, denken ze vast. En dat is ook meestal zo. Daarbij heeft een groep vele waakzame ogen en oren en kan een slechtvalk een zwerm strandlopers als één groot geheel zien. Dan onderscheidt de roofvogel geen losse vogels en doorboort hij de zwerm zonder een prooi te grijpen.
Een zwerm is meer dan de som der afzonderlijke strandlopers.