Roofvogel flitst door de tuin
In de winter is er veel minder leven in de natuur, maar wat er aan leven is, valt extra op. Zo kan het gebeuren dat er plotseling een soort Harry Potter op zijn Nimbus langs het raam flitst, opschudding veroorzakend op het zich rond pinda’s en vetbollen verzamelde gevederte. De mussen, mezen en vinken zijn in één klap nergens meer te zien. De enige die nog te zien is, is de hijgende roofvogel met een klauw op een eveneens hijgende of zich al doodgeschrokken vogel. Een sperwer.
Sperwers zijn bos- en stadsroofvogels bij uitstek. In het bos komen ze onzichtbaar tussen de takken door aansjezen, hun korte vleugels zo nodig snel even inklappend om een smalle doorgang te passeren. Vanuit de begroeiing verrassen ze hun prooi, vrijwel altijd een vogel. In stadstuinen doen ze hetzelfde, waarbij ze niet alleen langs hagen en bomen fltsen, maar ook door achterompaadjes. Ineens duikt zo’n snelheidsmonster in de haag: een mus minder. Of hij grijpt quasi-terloops een wegsnorrende merel uit de lucht. Of hij stort zich op een gaai of duif. Vooral sperwervrouwen kunnen zulke grote vogels aan.
Sperwervrouwen zijn groter dan sperwermannen. Door dat verschil zijn ze geen voedselconcurrenten. De man kan achter mussen aan, de vrouw achter kraaien. Alleen van haviken verschillen man en vrouw net zoveel in omvang als sperwers. Haviken zijn naaste verwanten van sperwers en lijken erop. Ze zijn groter, een mannetjeshavik zit qua formaat precies tussen een vrouwtjeshavik en een vrouwtjessperwer in.
Regelmatig sturen lezers foto’s op van een roofvogel die in hun tuin op een verse prooi zit. Het is altijd een sperwer. Grijze rug, gebandeerde staart, witte oogstreep, gestreepte borst. Van het mannetje is die gestreepte borst enigszins oranjebruin, van het vrouwtje gebroken wit.
(Natuurdagboek Trouw 7 jan. 2014)