Roofvlieg met dolksnuit en harige poten

Even laat ik de hor voor de tuindeur open en daar scheert een vlieg naar binnen. Vliegen willen altijd naar binnen en als ze binnen zijn, willen ze naar buiten en verdringen ze zich voor dichte ramen, terwijl ze het open raam zorgvuldig lijken te mijden. Soms blijven ze ook, vooral als je een witte, ronde lamp hebt.
Maar deze vlieg gedraagt zich anders. Hij neemt in de keuken plaats op een gebruikt bord. Nee, niet om dat bord af te likken. Hij likt niet, hij zal vast even rondkijken, maar lijkt dan in te dommelen. Ik kan vlakbij komen, hij reageert niet. Zelfs als ik het bord met vlieg en al door het raam naar buiten steek, blijft ie zitten. Ik moet hem wegblazen; dan schiet ie er vandoor. Bespeur ik enige ergernis? Nee, dat moet verbeelding zijn. Of zou een vlieg zich kunnen ergeren? Vragen…
Het is een langwerpige vlieg van ongeveer anderhalve centimeter lengte. Hij heeft lange poten, lange vleugels en een lang, puntig lijf. Zijn poten en gezicht zijn behaard. Het is best een grote vlieg, maar voor een roofvlieg is ie middelmatig. Ik heb wel eens een roofvlieg van drie centimeter met een waterjuffer zien vliegen. Gewoon in mijn tuin. Roofvliegen kunnen ineens voor je neus op tafel of op de krant plaatsnemen, om even plotseling en bliksemsnel weer te vertrekken. Ze zitten vaak op de uitkijk, rondspiedend naar prooi. Ze hebben grote, scherpziende ogen die elkaar nooit raken, wat bij andere vliegen wel het geval kan zijn.
Ze vangen insecten in de vlucht, met hun poten. Voor een goede grip zijn die voorzien van borstelige haren. Ze gaan met hun vangst zitten, boren hun dolksnuit in de gevangene, en spuiten die vol met een verterend enzym, waarna ze de prooi leegzuigen. Ze verzitten soms even of draaien de prooi, om een ander deel te kunnen leegzuigen.
In Nederland komen ruim veertig soorten roofvliegen voor. Ik vermoed dat ik bezoek kreeg van een bosrandroofvlieg.
(Natuurdagboek Trouw donderdag 18 juli ’19)