Roffelen en hakken
‘Krrr, krrrr’, ratelt het door het park. Een specht roffelt op een tak, die hol genoeg is voor een respectabel geluid. Dat roffelen doet de specht bij wijze van zang. Bonte spechten laten ook vaak een kort tongklakje horen, het geluid van een aansteker. Maar zingen, nee. Groene en zwarte spechten kunnen lachen, bonte spechten niet. Bonte spechten roffelen. In de vroege lente vooral. Vandaag dus.
Als je dat aanstekergeluid eenmaal herkent, kom je overal spechten tegen. Ze leven in bossen, bosjes, parken en laten zich een enkele keer in de tuin zien. Zwart met wit met rood. Er zijn grote, kleine en middelste bonte spechten. Vrijwel alle bonte spechten die zich in park en tuin vertonen, zijn grote bonte spechten. Ze zijn zo groot als een spreeuw, helemaal niet groot dus, en daarom zijn mensen geneigd te denken dat ze een kleine bonte specht zien.
Soms attendeer ik mensen op een specht. Dat gaat vanzelf. Tijdens een praatje op straat hoor ik ‘tjik’ in de boom. Dan zeg ik: ‘hé, specht.’ Een enkeling reageert verrast, anderen kijken alsof ik wartaal uitsla of horen me niet eens.
Mensen die vogels vetbollen ophangen, zien graag mezen en zouden ook een specht welkom heten. Een specht lust pinda’s, vetbollen en bovendien pindakaas, op hout gesmeerd. Ook lust een specht mees. Spechten zijn betrapt op het opeten van mezengezinnen. Op hun beurt hakken mezen de schedel in van vliegenvangers, om hun nestholen af te pakken. En laatst circuleerde een Fins filmpje van een koolmees die op het achterhoofd van een barmsijs inhakte. De doodsstrijd duurde lang, de sneeuw kleurde rood, de mees at barmsijshersentjes.