Rietganzen

De ganzen zijn binnen. Honderdduizenden kol-, brand- en grauwe ganzen zijn uit het noorden gearriveerd, en tienduizenden riet- en rotganzen uit het oosten. Naar schatting rollen zowat tweemiljoen ganzen hun donzen deken uit over Nederland.
Die ganzen kwamen in V-formaties en vertrekken komende lente weer. In de tussentijd vliegen ze ’s avonds naar hun slaapplaatsen, vaak op eilanden of in water, en vliegen ze ’s morgens naar hun eetplaatsen, vaak op grasland. Dat gevlieg levert mij elke winter lezersbrieven op met de vaag of de ganzentrek nu nog bezig, c.q. alweer begonnen is.
Boven Drenthe zag ik enkele V’s van rietganzen overglijden. De meeste rietganzen arriveren in november. Waarom rietganzen zo heten, weet ik niet, ik zie ze vaker op akkers dan in of bij riet. Bij riet zie ik vooral grauwe ganzen. Die zie ik hoe dan ook veel vaker want er zijn er tien keer zoveel van. Riet- en grauwe gans lijken wel op elkaar. Grauwe ganzen zijn tamelijk contrastrijk met donkere en lichte vleugeldelen. Ze hebben roze snavels en poten, terwijl rietganzen grijsbruin zijn met een vrij donkere kop, oranje poten en oranje met zwarte snavels.
Rietganzen broeden in Noord-Rusland. Er zijn ook iets grotere rietganzen met iets langere halzen en koppen, uit Scandinavië en Rusland, dat zijn taigarietganzen. Die broeden iets zuidelijker. Ter onderscheiding worden de noordelijke rietganzen toendrarietganzen genoemd. De twee rietganzen worden sinds een jaar of tien door sommigen als aparte soorten beschouwd, al houden vele vogelkenners vol dat het ondersoorten zijn. De grens tussen oude en nieuwe soort is dan ook diffuus, want nieuwe soorten ontstaan geleidelijk. Daarbij helpt het als hun broedgebieden gescheiden zijn, zodat ze niet meer kunnen kruisen. De kleine rietgans is zo’n aparte soort die gescheiden van de andere twee rietganzen broedt: op Spitsbergen, IJsland en Groenland.
(Natuurdagboek Trouw vrijdag 30 nov. 2018)