Purperen orchideeën

Op Schiermonnikoog, waar ik een groepje Trouw-lezers rondleid, komen minstens negen soorten orchideeën voor, en wij gaan door de knieën voor grote keverorchissen, wier naam niet bepaald te danken is aan hun formaat, maar aan het simpele feit, dat er een nog kleinere keverorchis bestaat. De grote keverorchis heeft een groengele bloem die uit twee vrij ronde blaadjes torent. De blaadjes lijken wel wat op weegbree en ik heb mensen horen zeggen dat de planten hen aan lelietjes van dalen deden denken.
Opvallender zijn de purperen handekenskruiden, een fraaie familienaam voor orchideeën van het geslacht Dactylorhiza. De brede orchis, de gevlekte orchis, de vleeskleurige orchis en de rietorchis horen daarbij. Ze lijken op elkaar en nemen het niet zo nauw met de door mensen gedefinieerde soortgrenzen, want ze willen het onderling wel eens met elkaar doen.
Zo vroeg in het jaar zijn het vooral brede orchissen die bloeien, en die niet voor niets ook mei-orchissen worden genoemd. Weldra voegen zich de algemenere rietorchissen bij hen, die hele velden paars kunnen kleuren.
Orchideeën zijn wonderlijke planten. Ze weten mensen in vervoering te brengen, met hun verscheidenheid aan vormen, hun kleuren en hun zeldzaamheid. Dat leidt soms tot roof van wilde orchideeën. Er zijn in Nederland extravagante soorten uitgestorven, omdat hebberige bewonderaars ze uitgroeven en in hun tuin zetten. Dat is tot mislukken gedoemd, want orchideeën gedijen op een bodem die aan eisen moet voldoen waar maar weinig tuinen aan kunnen tippen. Zo werken orchideeën samen met bodemschimmels, die in een tuin ontbreken. De bloemen gaan dus dood.
Mocht een tuin nou toevallig wel naar de kieskeurige zin van orchideeën zijn, dan is de kans groot dat het vele, ragfijne zaad dat de bloemen verspreiden, er een keer neerdwarrelt en ontkiemt. Ieder jaar hoop ook ik op zo’n verrassing. Volgend jaar misschien…
(Natuurdagboek Trouw dinsdag 21 mei ’19)