
Dinsdag meldde ik een sloot, waarin ik 48 plastic flesjes telde. Ze deelden het slootje met 2 voetballen, een volle vuilniszak, een pakket reclamefolders, een fiets, een winkelwagentje, 7 eenden, 2 meerkoeten en ik ben vergeten hoeveel kartonnetjes en chipszakken.
Ieder uur gooien we honderd plastic bergen als op de foto in zee, dag en nacht, jaar na jaar. Daar drijft het rond, valt het uiteen, zinkt het naar de bodem, vergiftigt het zeedieren en vormt het op de oceanen drabbige massa’s zo groot als continenten.
Die rotzooi opruimen vinden we te duur, maar we zouden kunnen stoppen er plastic aan toe te voegen. Vooralsnog echter blijven we onbekommerd plastic lozen. Twee generaties geleden gingen we eens per week in bad met een stuk sunlight-zeep, nu douchen we een of twee keer per dag met plastic-houdende emulsie. Destijds hielden we ons haar gescheiden met vet. Nu houden we onze kapsels in het gareel met plastic versteviger die we er onder de douche uitspoelen. Ooit bekeken we de wereld door een al dan niet roze bril. Nu kijken we door plastic wegwerplenzen. Er was een tijd dat na het eten afwasteil en vatenkwast verschenen. Nu gaat er een blokje zeep in de afwasmachine, met plastic verpakking en al. Hooibalen, complete akkers verpakken we in wegwerpplastic.
Plastic flesjes slingeren sinds een jaar of twintig rond in de berm en de sloot, om stukgemaaid en afbrokkelend via kanalen en rivieren in zee terecht te komen. We zouden flesjes kunnen hergebruiken of recyclen, maar dat doen we niet. Daarvoor is statiegeld nodig en statiegeld hebben we afgeschaft.
48 flesjes op 100 meter. Waar krijgen we toch zo’n dorst van?
( Natuurdagboek Trouw 8 maart 2013 )