Planeten aan de lentehemel
Venus en Jupiter zijn’s avonds duidelijk zichtbaar. Mars ook, maar lang niet zo helder als die twee. In de loop van de avond zakken ze achter de westelijke horizon, twee felle sterren. De felste is Venus. Venus wordt ook de avondster genoemd. Venus is vaak te zien, Jupiter minder vaak.
De planeten verschijnen eerder dan de sterren, omdat ze zo fel zijn. Ze spiegelen zonlicht, terwijl sterren zelf licht uitstralen en nog veel groter zijn ook. Maar sterren zijn veel verder weg, onnoemelijk ver. De afstand tussen aarde en zon is rond de 150 miljoen kilometer, en zonlicht doet daar acht minuten over. Licht van Alfa Centaur, de na de zon naburigste ster, doet er vier jaar en drie maanden over. Hij is bijna 300 duizend keer zo verweg als de zon: zo’n 45.000.000.000.000 kilometer. Die ster is ondanks zijn nabijheid nooit aan onze kant van de aarde zichtbaar.
Door de verrekijker is te zien dat het bolletjes zijn. Bij Jupiter zijn door een telescoop bovendien meerdere manen te zien, een rechte rij speldenprikjes. Soms staat Venus precies voor Jupiter en vormen ze samen één superster. Dat gebeurde een paar jaar voor de jaartelling in het Midden-Oosten. Wijzen die toen in het oosten van het Midden-Oosten de avondhemel bekeken, zagen in het westen een zeer felle ster boven Judea.
Het is maar hoe je er tegenaankijkt. Vanuit de aarde lijkt het alsof de zon vandaag tussen de middag recht boven de evenaar staat. De zon kwam op en gaat onder rond kwart voor 7. Dag en nacht zijn even lang en dat overal op de aarde, van Noord- tot Zuidpool. De lente begint.