Pimpelmees op 2

De tuinvogeltelling van vorig weekend heeft dezelfde top-3 als mijn eigen bescheiden telling. Ik was op Schiermonnikoog, in ons huisje dat als enige zomerhuis in de buurt bewoond werd. Er zwerven altijd allerlei vogels door de heggen tussen en bosjes rond de huizen, en toen ik voorzien had in een aanbod van vogelzaad, wat meelwormen en vetbollen, was het turven geblazen.
Geleidelijk aan ontdekten steeds meer vogels de gedekte tafel. Ik had het spul maandagmiddag opgehangen en de volgende ochtend kwam als eerste een heggemus langs. Weldra voegden zich een koolmees en twee huismussen bij hem of haar – ik zie aan een heggemus pas van welke kunne hij/zij is als er gepaard wordt, iets wat ze graag doen trouwens. Maar nu niet, nu was hun aandacht gericht op uit de voedersilo gemorste zaden. Het morsen van zaden is vooral huismussen wel toe te vertrouwen.
De volgende dag waren er twee koolmezen, twee heggemussen, twee koolmezen, twee pimpelmezen, een roodborst en liefst vier huismussen. De huismussen namen geleidelijk toe tot elf vogels – het werd een gezellig getjilp en gekwetter en ik moest dagelijks het voer aanvullen.
Het bleef bij elf mussen, die het zich comfortabel maakten in de heg. Het bleef ook bij twee heggemussen en twee koolmezen en een roodborst. Er kwam een vink langs en een winterkoning. Ook hing er vrijwel continu een fazantenhaan rond, waar de heggemussen bang voor waren. Een buizerd, een zwerm brandganzen en vijf holenduiven vlogen over, maar overvliegers tellen niet mee in de tuinvogeltelling. De putter die zich vertoonde deed evenmin mee, want die kwam buiten het getelde tijdvak langs. Dat gold ook voor een clubje groenlingen.
Maar er waren ineens vijf pimpelmezen tegelijk. Vijf! Daarmee haalde de pimpel de tweede plek in mijn top, net als in de landelijke. Stond ie vorige jaar op 6, nu steeg ie naar de tweede plek, tussen huismus en koolmees.
(Natuurdagboek Trouw woensdag 29 januari ‘20)