Operatie sprinkhaan
Zoon heeft een vriendje te logeren op Schiermonnikoog. Zoon kent de weg en troont vriendje mee op de fiets. Op Schier is verdwalen onwaarschijnlijk, er zijn weinig auto’s, en zelfs voor de grootste huismus of autofanaat is fietsen er aangenaam over de op en neer en heen en weer zwabberende schelpenpaadjes.
Zoon en vriendje zoeken sprinkhanen. Ze fietsen naar de duinen met een emmertje. Ze keren terug met het emmertje. Er zitten sprinkhanen in. Er zitten ook sprinkhanen op het stuur, op hun armen, rug en hoofd. Sprinkhanen zijn minder geneigd tot in emmertjes afwachten wat jongens van plan zijn dan de jongens denken.
Thuis worden er potten met deksels ingericht tot genoeglijke sprinkhaanvertrekken. Wat eten sprinkhanen, papa? Geen vliegen? Geen kaas, geen vlees? Hmm saai. Ze slepen bladeren aan en plukken gras. Later zie ik dat ze ook brood in de potten hebben gedaan.
Eindeloos zijn ze in de weer met de sprinkhanen. Er is een sprinkhaan die uren op zoons schouder zit. Die schopt het onvermijdelijk tot lievelingssprinkhaan.
Van lego bouwen ze een sprinkhaanhuis. De jongens pakken de insecten tussen duim en wijsvinger en zetten hen erin. Ik vraag of ze er niet uitspringen, maar de jongens constateren dat ze niet zo springerig meer zijn. Zoon vindt dat zielig en wil ze vrijlaten, vriendje stelt open-hartoperaties voor. Dat verbied ik. Maar hij kan dat wel, zegt hij, hij heeft er al een geopereerd. ‘Die had een losse achterpoot. Die heb ik er weer ingeduwd!’
‘Zullen we krabben vangen?’ zegt zoon. ‘Ja!’ roept vriendje. De overlevenden onder de sprinkhanen herkrijgen hun vrijheid. Zoon gooit lievelingssprinkhaan in de lucht. Hij dwarrelt naar beneden.
(Natuurdagboek Trouw 19 juli 2013)