Ooievaars op palen
Ik zie vaak ooievaars door een weiland of akker stappen. Er zijn veel meer ooievaars dan in mijn kindertijd. Ik herinner me dat mijn vader zei dat er nog twee bewoonde nesten waren. Ik moest er een zien voor ze uitgestorven waren. Ik geloof dat het in Grafhorst was, dat ik ze zag, aan de IJssel. Later bezochten we ooievaarsdorp Het Liesvelt, waar Vogelbescherming ooievaars fokte om ze later uit te zetten, in de hoop dat de zwart-witte wandelaar met de vuurrode snavel weer ’s lands weilanden zou opluisteren.
Dat is gelukt. De ooievaar is een succesverhaal. In dependances van Het Liesvelt en in andere fokkerijen werden ooievaars uitgebroed, grootgebracht en losgelaten. Er zijn weer minstens 700 broedparen. De meeste blijven bij hun fokstation, zeker als ze daar gevoerd worden met eendagskuikens. Sommige kiezen de vrijheid en bouwen op verrassende plekken hun nesten, zonder bemoeienis van fokstations. Veel ooievaars blijven hier, andere trekken de wijde wereld in en overwinteren in Spanje, Marokko of Algerije.
Ik weet bij Groningen enkele bewoonde nesten te vinden. Bij Haren is vanaf de A-28 in de verte een nest te zien. De jonge uivers zijn nu groot. Samen met hun ouders schuimen ze de omgeving af. Vaak staan ze op lantaarnpalen langs de snelweg. Ik wil ze dan fotograferen, maar durf niet op de snelweg te stoppen. Vermoedelijk zouden de ooievaars ook schrikken van een stoppende auto.
Aan het begin van de Eemshavenweg, waar deze zich afsplitst van de Ringweg, zitten eveneens vaak ooievaars op lantaarnpalen. Het zullen vast prima uitkijktorens zijn. Maar de vogels moeten er ook lekker op kunnen staan. Ooievaarsvoeten hebben waarschijnlijk een ideale grip op de enigszins buisvormige lampenkappen.
(Natuurdagboek Trouw maandag 13 okt. 2014)