Onze liaan
Ondanks de vorst zijn klimop, braam en kamperfoelie nog groen. Klimop is vorstvast, de leerachtige bladeren zijn een schuilplek voor insecten, die van de rijpende besjes kunnen snoepen. Braam is oud, veel takken zijn bruin en kaal, de groene bladeren hangen slap, het vocht is eruit, het zou maar bevriezen. Kamperfoelie is juist jong en fris. Eén van de eerste lentebodes. Dankzij suikerachtige stofjes die als antivries werken, doorstaan de groene blaadjes de kou.
Kamperfoelie is onze liaan. Tot meters hoog kan hij bomen ingroeien, slingerend om de stam. En er weer uithangen. Ik herinner me een wandeling waarop onze kinderen aan een stevige kamperfoelie slingerden. Als je ze vroeg: ga je mee wandelen, was het antwoord: nee, saai! Als je vroeg: ga je mee naar de slingerliaan, dan zeiden ze: ‘ja, cool!’
Behalve klimmen kan kamperfoelie ook uitstekend kruipen. Lange wortelstokken krioelen over en door de bodem, overal wortelend. Ik heb vorig jaar een paar wilde wortelstokken naar mijn tuin verhuisd. Ik hoop dat ze aanslaan. Wilde kamperfoelie bloeit langdurig en bijna zo uitbundig als gekweekte, en vooral: het ruikt zo lekker. ’s Avonds, want kamperfoelie is een nachtplant. Nachtvlinders willen ook wel eens nectar proeven.
’s Avonds komt een andere wereld tot leven. Daarom zit ik ook ‘s avonds graag buiten, als het weer het toelaat, eventueel met een vuurtje. Egels, nachtvlinders, vleermuizen, theunisbloemen, de muskuslucht van spitsmuizen, de roep van een uil in de verte, de piepjes van koperwieken, overgakkende ganzen, sterren en planeten, zie de maan schijnt door de bomen…
Het wordt wel weer eens lente. Het lijkt me zo fijn als in de tuin dan kamperfoelie geurt.
( Natuurdagboek Trouw 12 feb. 2013 )