Nutteloos knuffelbeertje

In mijn auto woont een spinnetje achter het zonneklepje. Ze laat zich altijd aan een draad zakken, als ik ga rijden, en klimt daarna weer omhoog. Het leidt af, die spin in mijn ooghoek, maar ik wen eraan. Het is of ze me even inspecteert en, als ze ziet dat ik het ben, zich gerustgesteld terugtrekt. Ze woont in een rommelig webje.
Laatst zoemde er een steekmug door de auto, ook behoorlijk afleidend. De mug kleefde aan het webje en de spin snelde toe… Maar de mug wrong zich net op tijd los en zoemde verder.
Intussen weten we dat in de natuur de nutsvraag irrelevant is, maar mijn ouders maakten mij in mijn kindertijd wijs dat spinnen nuttig waren, omdat ze muggen aten. Zou ik daardoor nog altijd verdraagzaam zijn tegenover spinnen? Ik ben niet bang voor ze, ik slaap rustig in met een harige reuzenspin boven me aan het plafond. Ik neem spinnen zo nodig in mijn hand, om ze buiten te zetten, en bekijk ze niet met afgrijzen maar met bewondering.
In huis heb ik een springspin: een schorsmarpissa om precies te zijn. Zij zit vaak roerloos op de vensterbank. Uitvergroot op de foto wordt ze niet zozeer een angstaanjagend monster, maar eerder een zacht behaard knuffelbeertje.
Schorsmarpissa’s nestelen onder boomschors, maar jagen graag in huis. Ze rennen achter prooien aan, die ze met een sprong overmeesteren. De vlieg voor mijn raam mag wel oppassen. Zelf zijn schorsmarpissa’s ook waakzaam, want overal loert gevaar. Als ik de mijne wil pakken om buiten te zetten, springt ze meteen weg, achteruit zelfs. Van achteren benaderen lukt ook niet – dat beest lijkt wel ogen in z’n achterhoofd te hebben. En die heeft ze ook. Twee van de acht ogen kijken naar achteren, twee opzij en vier naar voren. Om de afstand tot de prooi te peilen, voor de zo nuttige sprong. Einde van de vlieg.
Einde ook van de mug in de auto. Ze dutte in toen ik de airco aanzette. Ik heb haar aan de spin gegeven.
(Natuurdagboek Trouw maandag 13 juli ’20)