Nederlands oerbos

In Nederland zou geen oerbos meer zijn. Een stukje bij Vierhouten, een plukje in Zuid-Limburg zouden het langst geleden aangeplant zijn. Toch heb ik onlangs twee stokoude bosjes bezocht in Drenthe en Groningen, waar sinds mensenheugenis bos stond. Beide bosjes zijn deels open, deels dicht begroeid. Er staan eiken, beuken en veel enorme hulstbomen, berken, essen en elzen. Er leven muizen en vogels. Spechten, boomklevers, vinken, mezen, bosuilen. Veel bomen zijn omgevallen en liggen in verschillende stadia hun rottingsproces af te handelen. Paddestoelen, korstzwammen, mossen en korstmossen groeien op en in het hout. Keverlarven wroeten erdoor, vogels broeden in zelf uitgesnavelde stammen.
Grillig zijn zowel de dode als de levende bomen. Spookachtig graaien hun takken naar de winterlucht. Frisgroen glanzen de mossen op hun bast. Een gigantische eik heeft tijdens zijn val een waterpoel opengescheurd. De wortelkluit vormt een drie meter hoge muur. Er groeit een berk op de kluit. Op bijna iedere kluit van een gevallen boom groeit een berk. Bomen die al langer plat liggen, zijn uitgelopen, hun zijtakken vormen een muur van nieuwe bomen.
De open plekken zijn bedekt met oranjebruin verkleurde adelaarsvarens. In bossen zijn open plekken, omdat bejaarde woudreuzen omvallen. Er zijn geen grote grazers voor nodig. In het Nederlandse bosbeheer hebben we daarvoor geen geduld. We raggen de helft van de jonge bomen omver met bulldozers, laten een kudde koeien los om de ontstane ruimten open te houden, en noemen het dan wildernis of robuuste oernatuur of wat er in de mode is.
De beide oerbosjes die ik bezocht zijn niet zo bereikbaar en ronduit slecht toegankelijk. Je hebt er laarzen nodig en moet bestand zijn tegen stekels.
(Natuurdagboek Trouw 13 dec. 2013)