Muskusrat, mannetje
Met een vriend maakte ik een wandeling door het Natuurmonumentje Kardinge bij Groningen en in de groenstrook tussen een fietspad en een brede sloot zagen we een bestelwagen staan. De chauffeur, gekleed in een waadpak, stond iets te vertellen aan twee dames die met rode oortjes luisterden. Wij luisterden mee…
De man was rattenvanger, maar hij ving helemaal geen ratten, hij ving muskusratten. Als muskusratten ratten zijn, zijn bevers en cavia’s het ook. De man vertelde dit de dames, en ook dat hij maar weinig muskusratten meer ving, simpelweg omdat er in de wijde omtrek niet veel meer waren. Vandaag had hij er nog maar een gevangen, en wel in de drijvende val in de sloot waarbij we stonden.
De vanger zei dat hij het prachtige dieren vond: ‘jammer om ze dood te maken’, en dat hij gelukkig niet veel bijvangst had. Soms een fuut, en een keer een bunzing. Dat speet hem oprecht; de man wist veel over en hield van de natuur, dat was wel duidelijk.
Wij traden nader om ’s mans vangst beter te bekijken. Een koddig dier met een natte, maar zachte vacht en een schattige knaagdiersnuit. Zijn achterpootjes waren fors, voor een krachtige zwemslag, en zijn staart was smal en plat, niet zo plat als bij een bever, maar toch plat. Maar waar een beverstaart plat is in het platte vlak, is een muskusrattenstaart plat in het staande vlak. Een beverstaart zwiept op en neer en kan een dreun op het water geven, een muskusrattenstaart golft tijdens het zwemmen heen en weer.
Net als bevers bouwen muskusratten grote nesten, als eilandjes in het water, die ze vooral als winternest gebruiken. In de zomer graven ze holen in oevers. Daarom worden ze gedood, net als bevers trouwens weer gedood worden. Muskusratten bouwen geen dammen.
‘Het is een mannetje’, zei de man. Hoe zie je dat? ‘Nou zo’, zei hij en drukte met zijn duimen op de onderbuik van het dode dier, waardoor er een roze slurfje uitplopte.
(Natuurdagboek Trouw donderdag 30 juli 2020)