Muis aan de vetbol

Mijn vroegere buurman Herman Bink serveert in zijn tuin vogelvoer in onder meer een pindakaaspot, die hij met gaas buiten bereik van kraaien en kauwen houdt. Aan de buitenkant bungelt echter een voor vogels vrij toegankelijke vetbol. De vogels hebben volgens Herman alleen geen belangstelling voor die vetbol, maar er wordt wel van gegeten. Dan is de vetbol ’s morgens geslonken. Blijkbaar krijgt hij ‘s nachts eetlustig bezoek.
Laatst betrapte Herman de kostganger en wist hij hem te fotograferen. Het is een muis, en wel een bosmuis. Herman woont niet in of bij een bos, maar dat is geen bezwaar voor bosmuizen. Ik heb ze zelf in huis gehad, toen ik nog in Hermans buurt woonde, dus misschien is deze klimmer een afstammeling van mijn bosmuizen.
Tegelijk met Hermans melding van zijn atletische bosmuis, kreeg ik bericht van iemand die in huis een muis had gevangen. Ook dat was een bosmuis. Bosmuizen komen bijna even graag in huis als huismuizen. De twee soorten lijken op elkaar, maar er zijn verschillen. Bosmuizen hebben een langere staart, die ongeveer even lang is als de rest van het lijf. De staart lijkt uit ringetjes te bestaan, zoals een regenworm. Bosmuizen hebben grotere oren en een duidelijker scheiding tussen hun grijze rug en witte buik.
Degene die haar muis kwijt wilde suggereerde dat ze hem in het bos zou loslaten. Want doodmaken was ook zo wat. Ik antwoordde dat ik niet wist waar de muis zwaarder onder zou lijden. Ik kan me indenken dat een bosmuis zijn leefomgeving goed kent, er familie heeft en zich op zijn gemak voelt. Hij weet waar katten zijn en waar kruimels liggen. In een bos waar hij de weg niet weet, wacht hem vast geen lang en gelukkig leven. Wel hebben bosmuizen een uitstekend richtingsgevoel – de muis zal zeker proberen het huis terug te vinden.
(Natuurdagboek Trouw woensdag 9 aug. 2017)