Muggenvangers

Op onze ronde van Gallië doen we Montmorillon aan, een middeleeuws stadje, honderd kilometer bezuiden Tours.
Het is gebouwd op de rotsen langs de Gartempe, een ondiepe rivier. In het water liggen forellen. Van de oude, stenen brug werpen mannen hengels uit met levende visjes als aas.
Een grote gele kwikstaart gebruikt een dode tak als uitkijkpost. Telkens vliegt hij een eindje over water, om met een snavel vol insecten terug te keren. Hetzelfde doen de boeren- en de gierzwaluwen. In de namiddagzon zien we boven het water duizenden mugjes dwarrelen. Zwaluwen grijpen de een na de ander en verdwijnen in een open raam van een stokoud huis. Ze broeden binnen.
We gaan op bezoek bij Ad Cameron, de vogelschilder die tien jaar geleden naar Frankrijk verhuisd is. Met zijn vrouw Corrie, die kalligraaf is, heeft hij een prachtig atelier. Het is tegen de rots gebouwd, deels onder de kerk. Hoewel het deel onder de kerk niet gebouwd is, dat was er al voor de kerk, het is een grot.
Voorin groeien muurvarens, achterin overwinteren vleermuizen. Ad en Corrie vinden dat niet eng of vies, ze vinden dat juist leuk.
Wat een stadje, waar de mensen samenwonen met zwaluwen, varens en vleermuizen!
Wij bivakkeren op de gemeentecamping. Een piepkleine camping en spotgoedkoop. Op de antenne boven de receptie zingt een gekraagde roodstaart. In de eik voor de tent klimt een groene specht. Die eik heeft een afgezaagde stomp met een gaatje erin. In dat gaatje woont een gezin pimpelmezen. ’s Avonds komt een egel op bezoek. En de volgende morgen is er geen steen in de Gartempe, of er zit een grote gele kwikstaart op.