Metaalvlinder
Dankzij de zonnige dagen van april en mei is de metaalvlinder er vroeg bij. In juni en juli vliegen de meeste metaalvlinders rond, maar massa’s zijn er nooit. Op de zandgronden zijn ze het algemeenst, op de klei zijn ze zeldzaam. Toch zijn ze aan te treffen op uiteenlopende graslanden met bloemen, van blauwgraslanden langs een beek tot aan open plekken in het bos.
Veel zijn er niet, maar als ze er zijn, vallen ze ook wel op met hun glanzend metallic groene vleugels. Die vleugels zijn zo’n anderhalve centimeter lang. Heel schuw en drukdoenerig zijn ze niet, ze laten zich lijdzaam bekijken. In rust vouwen hun vleugels als op de foto. Zo doen wel meer soorten uit de familie van bloeddrupjes dat en bloeddrupjes zijn eveneens nachtvlinders die overdag vliegen. Nachtvlinders hebben veren of waaiers aan hun antennes, dagvlinders knobbeltjes. Met die waaiers en veren kunnen vlinders beter ruiken en een scherpe neus is ’s nachts handig, als ze niet op het zicht kunnen vliegen. Maar sommige gebruiken hun fijne neus toch liever overdag.
Metaalvlinders leggen hun eitjes het liefst op zuring, maar versmaden de nectar van andere bloemen niet. Jakobskruiskruid is bij hen geliefd, evenals klavers, distels en andere composieten. De vlinder op de foto zit op valeriaan. Misschien blijft ie daarom wel zo rustig zitten. Valium.
Pas in de nazomer komen de eitjes uit. De metaalrupsen zijn nog niet volgevreten aan zuring, als ze zich voor de winter tussen de grassprieten door naar de grond wurmen. Daar wachten ze de nieuwe lente af. In mei verpoppen ze zich tot een schoonheid als op de foto.