Mauretaans dagboek: Vangst
We zitten in het mulle zand in de schaduw van een uit drijfhout, visnet en landbouwplastic vervaardigde schutting. Het koord naar het klapnet ligt onder handbereik. Dorpskinderen en enkele volwassenen komen om ons heen staan. Ook kippen scharrelen toe. Twee schattig uitziende meisjes slepen een dood geitje mee en bieden het ons aan. Wij bedanken beleefd. Ze duwen het geitje tegen ons aan, sleuren het dan aan één poot mee naar het water en smijten het in zee. De drietenen naderen het net bijna dicht genoeg. Een man loopt er vlak langs en jaagt ze op. Ze snorren uit zicht achter de steile strandwal. Maar ze dribbelen terug. Jeroen pakt het koord en kijkt gespannen. ‘Nog heel even en dan…’ Dan rijdt de parkwachter zijn pick-up rakelings langs de scheerlijnen. De vogels vluchten. Het wachten duurt lang en de toeschouwers druipen af, rondslingerend afval vertrappend. Ook de kippen druipen af, maar een kloek met negen kuikens stevent op het net af. Daar sjouwen wat steenlopers rond en zeven drietenen. De meeste blijven net buiten bereik van het net. Langer wachten heeft geen zin. Het is vloed geweest en de vogels zullen weldra het wad opzoeken. Jeroen rukt aan het koord, het net flapt door de lucht en vangt vijf drietenen. Als bijvangst hebben we een kip en acht steenlopers, veel zwaardere jongens dan drieteentjes. De drietenen worden gekleurringd. Eén van de zeven heeft die kleurtjes al, die is vorig jaar geringd. Er vliegen al honderden geringde drietenen rond en steeds vaker wordt er op trek zo’n beestje in Europa teruggezien.
(oorspronkelijk gepubliceerd 22 jan. 2009)