Lijsters en kolganzen op drift
Vorige week barstte de trek los van zanglijsters. Ze komen uit Scandinavië en zijn onderweg naar Frankrijk en Spanje. Ze golven over en vliegen ze op uit bosranden. Ze eten zich dronken aan bessen, ze vallen aan op slakken wier huisjes ze op boomwortels of sten kapot gooien. Ze lijken zich prima thuis te voelen en de weg te weten. Zouden ze zich de bessenstruiken en slakkensloperijen nog van vorig jaar herinneren? Ik denk het niet, ik denk dat ze van boven de omgeving razendsnel in de peiling hebben. Zondag hoorde ik het eerste piepje van een koperwiek, de lijster die niet in Nederland broedt maar hier wel overwintert en vooral op doorreis ons land bezoekt. Elke herfst is voor mij de eerste koperwiek bijna zo feestelijk als in de lente de eerste gierzwaluw. Het wordt alleen geen zomer, maar winter…
Nog een soort is plotseling massaal aan de trek begonnen: kolganzen. Net als grauwe ganzen vliegen ze over, zowel overdag als ’s nachts. Kolganzen hebben een witte bles en zwarte strepen op hun buik. Grauwe ganzen hebben dat niet, maar die zijn weer contrastrijker gekleurd. Ondanks hun grauwe naam lijken ze klapwiekend soms wel zwart-wit. Een ander verschil zit hem in het gegak. Kolganzen laten tussen het gakken door hoge uithalen horen. Bovendien schrijven ze in formatie vaak een strakkere V dan grauwe ganzen.
Op de internationale vogeltrekteldag, afgelopen zaterdag, werden inderdaad veel lijsters geteld, maar niet opvallend veel kolganzen. Meer grauwe ganzen. Toch is het druk met kolganzen, ik hoef maar naar buiten te lopen of zie een V overkomen. ’s Nachts hoor ik ze door het open raam gakken. Met hoge uithalen.