Leven op dood in de kruipruimte

In een determinatiegroep voor insecten zag ik op internet een foto van een beschimmelde spin. Wat of dit was? Hoe dan ook geen insect maar wat geeft het. De foto deed me denken aan de beschimmelde trilspin die ik in de kruipruimte van ons huisje op Schiermonnikoog tegenkwam.
Vroeger vroren trilspinnen in het huisje ‘s winters dood. Trilspinnen trillen als ze gevaar bespeuren, dan hangen ze te schudden in hun web, maar vorst herkennen ze niet als gevaar. Terwijl vorst dodelijk is en ze zich warm zouden kunnen shaken.
Het klimaat veranderde en we lieten het huisje moderniseren; er kwam zelfs centrale verwarming. Nu vriest het er nooit meer en dat comfort brengt een massa spinnen met zich mee.
Voorheen gingen ze dood en wat dood is, bederft. De spin in de kruipruimte vormde de voedingsbodem voor een fraaie, witte schimmel. Bij de foto op de determinatiesite plaatste iemand het raadselachtige commentaar: Engyodontium aranearum. Even dacht ik dat die naam de beschimmelde spin betrof, maar het bleek de schimmel te zijn. Wat leuk, nou weet ik na jaren eindelijk welke schimmel de spin bekleedde, op Schier!
De schimmel heeft zijn wetenschappelijke naam nog maar sinds 1984. Daarvoor heette hij anders en sinds 2001 staat ie tevens te boek als Lecanicillium tenuipes. Ze zijn een wereld op zich, die schimmels. Er komen vaak nieuwe inzichten in verwantschappen en dan krijgen ze een andere indeling en naam.
Een Nederlandse naam heeft deze witte schimmel niet. Raar eigenlijk, want de schimmel wordt als bestrijder van aaltjes gebruikt; wortelknobbelaaltjes om precies te zijn, die berucht zijn vanwege hun eetlust inzake de wortelknobbels van wel tweeduizend soorten planten.
Wat er in de kruipruimte en onder de grond allemaal niet gebeurt! Tegen trilspinnen helpt de schimmel niet – alleen spinnen die aan een andere oorzaak zijn overleden worden beschimmeld. Ik vind het er mooi uitzien.
(Natuurdagboek Trouw donderdag 29 oktober 2020)