Lepelaars in de boom
Op het terras van hotel-restaurant de Zoete Inval te Haarlemmerliede zitten we achter een windscherm, dat het geraas van de A-200 dempt. Er zijn nogal wat vogels die de snelweg overvliegen. Het is steeds een verrassing wie er opduikt.
Gierzwaluwen, boerenzwaluwen en spreeuwen zijn de talrijkse passanten. Soms snort er een huismus voorbij, een groenling, een witte kwikstaart. Een aalscholver wordt afgelost door twee grauwe ganzen. Een zwarte kraai nadert met een half stokbrood en recht boven ons zweeft een buizerd over. Een tweede roofvogel blijkt een bruine kiekendief te zijn. Zonbeschenen zilvermeeuwen blinken wit tegen de blauwe lucht. Nog witter blinken de lepelaars.
Vlakbij de Zoete Inval nestelen die lepelaars in een moerasbos aan de Liede. Die zijn in de lente te zien uit de trein en uit de auto (voor wie niet op de weg let). Op het ventweggetje achter de benzinepomp zijn ze beter te bekijken. Op die Nurksweg staan altijd wel wat opgewekte fietsers, wandelaars en fotografen.
Het is een feestelijk gezicht, die gekuifde schoonheden met hun enorme lepelbekken, balancerend op een hoog in de boom gelegen nest. Ze zijn in de weer met hun jongen, die soms fladderend gaan staan. Die hebben aandoenlijk kleine lepelbekken.
Naast de lepelaars broeden reigers. Reigers broeden sinds mensenheugenis in bomen, maar lepelaars broeden sinds mensenheugenis op de grond. In 2004 kwamen ze op het idee om op reigernesten te gaan broeden. Daar zitten ze veilig voor katten, honden, vossen en marters. Intussen hebben ze hetzelfde gedaan in dennebomen in het Amsterdamse Sloterpark.
Ze zijn er vroeg bij in Haarlemmerliede. Ze kwamen 4 maart, twee weken eerder dan anders. De jonge lepelaars vliegen vast deze maand nog uit.
(Natuurdagboek vrijdag 13 mei 2016)