Lepelaars de boom in

Wie per auto of trein Haarlem nadert of verlaat, kan uit het raam een lepelaarkolonie zien. Schuin achter de bezinepomp van Total aan de Amsterdamsevaart zijn de grote, witte vogels te zien. Ze staan op hun nesten in de bomen. Daar zijn ze veilig voor vossen, hoewel die soms verrassend handig boompje klimmen. Katten ook, maar zoveel katten zijn daar niet en ze schrikken bovendien terug voor de bramen en de nattigheid op de grond. Het lepelaarbosje groeit aan de over van de Liede.
Ook op de fiets kun je erlangs rijden, over de Robertus Nurksweg, de ventweg. Tien jaar geleden werden er voor het eerst lepelaars gezien in het bosje langs de Liede, ver van de bekende broedgebieden. Ook in 2003 waren ze er. In 2004 werden ze voor het eerst betrapt op nestelen. Er waren drie nesten die drie jonge lepelaars voortbrachten. Het jaar daarop was het succes per nest verdubbeld: uit vier nesten vlogen acht of misschien negen jongen. Dit werd bijgehouden door de Haarlemmer vogelaar Dirk Tanger. Het aantal lepelaarparen bleef groeien, nu zijn er 23 nesten en ziet het bosje wit van de lepelaars en hun kuikens.
Meestal broeden lepelaars op de grond. Daar zijn de eieren en kuikens een makkelijke prooi voor vossen en andere eierzoekers. Vandaar dat ze de laatste tientallen jaren van de oude kolonies op de wal verhuisden naar nieuwe kolonies op de Waddeneilanden. Daar broeden ze op de grond; er zijn geen vossen, ze broeden er op afgelegen, rustige plekken.
Bij Haarlem hebben lepelaars het boombroeden ontdekt. Ze kraken er oude reigernesten. En dat doen ze op een extreem onrustige, drukke plek.