Lenteboden
Ondanks de kou beginnen de voorjaarsbloemen te bloeien. Krokussen en sneeuwklokjes bloeien zelfs alweer uit. Maagdenpalm, paarse dovenetel, ereprijs, gele kornoelje bloeien al weken. Speenkruid ook, breeduit in de zon. Maar niet zoveel, de meeste speenkruiden wachten nog.
Wel zag ik bosanemonen bloeien, tientallen, en dan weet je: die ijzige wind uit Siberië raakt uitgewaaid. Bosanemonen zijn lenteboden pur sang. Ze groeien vaak op bosgrond, onder loofbomen. ’s Zomers groeit daar niet zoveel, de boomkronen zetten hun ondergrond in de schaduw. Maar nu zijn er nog geen boomkronen. De takken staan in knop, maar laten de lentezon ongehinderd door. Bosanemonen maken daar gebruik van. Als de bomen blad vormen, gaan de bosanemonen dood. Maar in de grond overleven hun wortelstokken, om volgend jaar weer uit te lopen. En ze vormen ook zaad, dat door mieren wordt versleept, omdat er een zoetig bolletje aan zit, een zogenoemd mierenbroodje. Zo kan een zaadje meters verderop belanden.
Holwortels zag ik bloeien, nog zo’n vroegbloeier met mierenbroodje. Die mieren worden maar verwend door onze flora. Holwortels staan in de buurt van bosanemoon, vooral in landgoederen. Daar werden ze ooit geplant, maar ze gedroegen zich wild, ze breidden zich uit en vormden soms witte of lila tapijten. Typisch stinzenplanten, holwortels.
Tapijten zijn er nog niet. Van holwortels niet en van bosanemonen niet. Maar het kan ieder moment losbarsten, dan wordt het ineens een stuk warmer en struikelt de ene soort over de ander. Narcis en tulp zullen elkaar nog verdringen, speenkruid en boterbloem, klein hoefblad en paardebloem. Wel, laat hun wederopstandig maar beginnen, ik popel. Goede Vrijdag gewenst!
(Natuurdagboek Trouw 29 maart 2013)