Lente- en zomerlandkaartjes
Landkaartjes zijn vlinders. Ze zijn niet zeldzaam, ze leggen eitjes op brandnetel en aan brandnete ls is geen gebrek. Je kunt ze iedere lente en iedere zomer zien in bossen, langs bosranden en op ruige velden. Tussendoor, eind juni, zijn ze er even wat minder. Landkaartjes hebben twee leef-tijden en ook twee leef-vormen.
Een lentelandkaartje ziet er heel anders uit dan een zomerlandkaartje. De lentevorm is oranje, met zwarte en wat witte vlekjes. ’s Zomers kleurt de de vlinder tegen het zwarte aan, met witte banden over de vleugels. Alleen aan de onderzijden van hun vleugels lijken beide vormen op elkaar. Het kleurverschil is het gevolg van de hoeveelheid daglicht waaraan de rupsen blootstaan. In gevangenschap is met daglengte geëxperimeteerd en bleken alle kleurvariaties op bestelling leverbaar te zijn.
Het zomerse landkaartje vliegt van eind juni tot half september, al zullen steeds andere individuen elkaars plaats innemen. Zo oud worden vlinders niet. Het koude voorjaar luidde een langzame start in, landkaartjes waren later dit jaar. Eind juni zag ik nog een lentevorm. Dus misschien blijven de zomerkaartjes langer vliegen, tot oktober bijvoorbeeld, als de klimaatverandering het toelaat.
Midden op de dag houden landkaartjes siësta. ’s Morgens en ’s avonds lebberen ze nectar uit bloemen. Mannetjes patrouilleren langs de grenzen van hun territorium om mannetjes te verjagen en vrouwtjes te versieren. Als die vrouwtjes eieren leggen, rijgen ze er kettinkjes van. Dan bungelt er een sliert van vijf, tien eitjes aan een brandnetelblad. De rupsen eten de brandnetels op, eerst in groepen, later zoeken ze de eenzaamheid. Dan verpoppen ze zich en brengen ze hangend aan een stengel de winter door.