Lavendelmot
Als ik op internet informatie zoek over de lavendelmot, krijg ik mottenballen en spuitbussen aangeprezen. Denken wij Nederlanders bij insecten vooral in termen van bestrijding? Of is er een geheim complot, van duistere machten die ons willen vergiftigen? Houden die ook de aanpak van stikstof tegen?
Die lavendelmot kwam ik tegen in Vesper, een dichtbundel van Anne Broeksma (Atlas Contact, €19,90), waarin de natuur centraal staat. Mijn verhouding met poëzie is ambivalent. Poëzie dwingt mij de tijd te nemen, en dat valt mij als ongeduldige snellezer niet licht. Met melodieuze ritmes neem ik geen genoegen; dan luister ik wel muziek. Daarbij wil ik weten waar het over gaat, en veel gedichten zijn onbegrijpelijk. Ik heb ooit hallucinerende middelen genomen om gedichten van Timothy Leary te begrijpen. Dat werkte niet, maar ik heb heerlijk gedanst. Voor Vesper heb ik de tijd genomen; één vers per keer. Gelukkig schrijft Broeksma beslist geen hermetische abracadabra.
Ze rijgt associaties aaneen. In één gedicht relateert ze ‘mijn omsloten tuin’ aan ‘de achttien delen van The Moths of Borneo’, en aan de ‘lavendelmot’. Nu is er geen plant of er is wel een nachtvlinder gek op, maar lavendel wordt juist gebruikt ‘om ongewervelden te weren’, zoals Broeksma schrijft. Op internet zoeken levert een wolkbreuk aan bestrijdingstips op. Ik vind één neutrale mededeling over Anopina ednana, de small lavender moth. Het is een Noord-Amerikaanse nachtvlinder van zes millimeter; small indeed. Desgevraagd verklapt de auteur dat zij Pempeliella ardosiella bedoelt, een nachtvlindertje uit de familie van snuitmotten, waarvan de rupsjes tijm en lavendel eten. Hij leeft in Frankrijk en Spanje en heeft officieel geen Nederlandse naam.
De Amerikaanse noch Europese lavendelmot komt voor op Borneo, maar had The Moths of Borneo toch niet gehaald. Die achttien delen bevatten louter grote nachtvlinders.
(Natuurdagboek Trouw woensdag 9 november ’22)