Kuifaalscholver zonder kuif

Vanaf de pieren van IJmuiden zijn soms bijzondere zeevogels te zien. Mijn collega van De Levende Natuur Rob Buiter en ik besluiten onze redactievergadering op de zuidpier te houden. Rob is er pas nog geweest en zag leuke soorten. Zee, wolken, strand, schepen en de rokende hel van Tata Steel (of heeft dat nu een Indiase naam?) zorgen voor een afwisselend uitzicht.
Op de voorgrond scharrelen paarse strandlopers, steenlopers en oeverpiepers. Vooral steenlopers wagen zich verrassend dichtbij, je zou ze kunnen pakken als ze niet terugdeinsden. We zien wel vijftien roodkeelduikers, twee alken en een brilduiker. Verder zijn er natuurlijk meeuwen, eidereenden, futen en aalscholvers.
Die aalscholvers trekken onze aandacht, want er worden regelmatig kuifaalscholvers gesignaleerd. Die zijn iets kleiner dan onze aalscholvers. In de zomer zijn ze zwarter en hebben ze een kuif. Nu niet, en het grootteverschil zie je alleen als ze naast elkaar poseren. Dat broeden doen ze op rotskusten. Buiten de broedtijd bellanden ze soms langs onze kust.
In de literatuur staat dat vissende aalscholvers meteen onderduiken, terwijl kuifaalscholvers een sprongetje maken en met een boogje duiken. Wij zien wel veel aalscholvers een sprongetje maken. Die hebben wel veel geel op de kin voor een kuifaalscholver. Misschien zijn ze blij.
Vlakbij de dijk is een aalscholver druk met vissen. Als hij beet heeft, laat ie zich goed zien. Hij heeft een zeedonderpad, een vis die als zijn stekels en vinnen uitzet en zijn bek openspert. We nemen foto’s en thuis raadplegen we de vakliteratuur en een vogelexpert. Jonge aalscholvers en kuifaalscholvers lijken sterk op elkaar, maar verschillen altijd in één opzicht: de aalscholver heeft kale, gele huid tussen de snavelhoek en het oog, de kuifaalscholver heeft daar bevedering.
Op de foto is het laatste het geval en de expert bevestigt dat het een kuifaalscholver betreft.
(Natuurdagboek Trouw donderdag 24 november ’22)