
Op het Dwingelderveld in Zuidwest-Drenthe broeden sinds enkele jaren kraanvogels. Toen ik daar door het bos liep, hoorde ik ze luid roepend overvliegen. Maar kraanvogels trekken toch naar Frankrijk? Daar overwinteren er tienduizenden bij stuwmeren in de Marne. Toen die meren er nog niet waren, vlogen ze door naar Spanje. Blijkbaar zijn kraanvogels pragmatisch. Als ze hier veilig zijn en voedsel vinden, waarom zouden ze dan weggaan?
Kraanvogels worden vooral in maart gezien in deze streek, onderweg naar Duitse, Poolse, Baltische of Zweedse broedgebieden. Tot laat in de herfst komen ze in omgekeerde richting langs. En elke winter blijven er een paar hangen. Daarvan heb ik er een stel gehoord. Hoeveel zouden het er zijn?
Ik maak een boswandeling, tot ik aan de bosrand uit kan zien over een wijde wereld van weilanden en met pijpestrootjes begroeide heide. Ik speur de vlakte af door de kijker en ontdek verweg drie grijze vlekjes. Zouden dat…? Of zijn het ganzen? Ik denk dat het kraanvogels zijn. Maar ik wil het zeker weten.
Ik wip over een schrikdraad en sjok een paar weilanden door. Onder dekking van een houtwal kan ik een eindje de zompige hei op lopen. Door de kijker is intussen duidelijk te zien dat het kraanvogels zijn. Vier in totaal. De ouders met hun witzwartrode kop, en twee grijze jongen tussen hen in. Eén van beide ouders staat gestrekt te reikhalzen. Dat zal de vader wel zijn, of is dat mijn seksistische vooringenomenheid? Op zo’n afstand al waakzaam! Dan klinkt zijn roep: ‘groe groe groe’. Prachtig.
Ik trek me terug. Even later hoor ik ze weer trompetteren. Daar vliegen ze heen en nu zijn het er ineens vijf!
(Natuurdagboek Trouw dinsdag 6 jan. 2015)