(Kok)meeuw in jeugdkleed
De eerste kokmeeuwen ruien hun kopveertjes alweer van hun witte winterdracht naar hun donkerbruine zomerkostuum. Over twee maanden zijn alle kokmeeuwen zover; dan begint het gedonder van het broedseizoen.
Kokmeeuwen met ruiende kop zijn een van de lentebodes waar ik jaarlijks naar uitkijk. Zoals ik in de zomer bij een in omgekeerde richting ruiende kokmeeuw weemoedig constateer dat het al zover is, denk ik in januari met vreugde dat het al zover is.
Weer een jaar voorbij, wat gaat de tijd snel. De tijd lijkt steeds sneller te gaan, maar de tijd gaat niet sneller, de tijd verstrijkt niet eens, de tijd staat stil, we gaan zelf voorbij.
Het enige verstrijkende is: wij.
We gaan steeds sneller en we gaan voorbij.
Zouden kokmeeuwen bij de tijd stilstaan? De kokmeeuw op de foto bevindt zich in zijn of haar eerste winter. Dat het winter is, ziet u aan het ijs waarop hij zit. Dat het de eerste is, ziet u aan de bruine veren en de donkere vleugelpunten. Deze vogel zal ruien naar het volwassen zomerkleed, misschien nog gesierd met wat witte jeugdvlekjes rond de snavel.
Meeuwen zijn soms heel moeilijk te determineren, want ze lijken niet alleen op elkaar, ze hebben ook nog eens afwijkende jeugdkleden, die soms pas in het derde levensjaar in het volwassen kleed veranderen. Houd maar eens een jonge zilvermeeuw en een jonge kleine mantelmeeuw uit elkaar. Dat is iets voor de gevorderde vogelaar. Een uitstekend hulpmiddel daarbij is het nieuwe Handboek Meeuwen van Peter Adriaens (Bornmeer, €34,90), waarin alle meeuwen van Europa, Noord-Afrika en het Midden-Oosten van jong tot oud beschreven staan, en afgebeeld in prachtige foto’s. Verspreidingskaarten ontbreken niet, en zelfs zeldzame dwaalgasten staan erin, weer zo’n boek waar een fanatieke vogelaar niet omheen kan.
Natuurlijk staat ook de kokmeeuw erin, met en zonder donkere kap, inclusief het jeugdkleed op bijgaande foto.
(Natuurdagboek Trouw donderdag 6 januari ’22)