Kleurenwaaier
Ik zag een regenboog, een paar weken geleden. Sindsdien heb ik nóg een regenboog gezien. Of twee, want om de regenboog heen zat een tweede, minder felle. Die was een weerspiegeling van de eerste. Let maar eens op: de kleurenvolgorde is altijd tegengesteld. De bogen keren hun rode zijde naar elkaar.
Onder de felle en in mindere mate boven de fletse regenboog is de lucht lichter dan tussen beide bogen. Daar is het donker. Dat komt doordat regendruppels meer licht verstrooien naar hun blauwe kant. De duisternis tussen de bogen wordt de band van Alexander genoemd, naar de Griekse filosoof Alexander van Aphrodisias, die het verschijnsel rond het jaar 200 voor het eerst beschreef.
Zijpaadje: we denken dat we als mensheid een zekere vooruitgang doormaken, maar de 1800 jaar oude kennis van Alexander is nog steeds niet algemeen bekend. Ondanks een bijvak filosofie kende ik de filosoof tot voor kort ook niet. Einde zijpaadje.
Regenbogen ontstaan doordat regendruppels invallend licht deels weerkaatsen. Het verandert van richting als licht een druppel binnenkomt en opnieuw als het de druppel verlaat. Daarbij maakt blauw een scherpere hoek (40,91 graden) dan rood (42,25 graden). Het licht wordt de bekende kleurenwaaier.
Regenbogen zijn er alleen waar licht door water gebroken wordt. Dat kan gebeuren in de straal van de tuinslang, en in mist, het kan met kunstlicht, maanlicht en zonlicht. De boog kan zich verderop in een bui vertonen, maar kan tot aan de ogen van de waarnemer reiken; het is geen afgebakend lint, alle druppels breken licht, veraf en dichtbij en waar de hoek met je ogen 42 graden is, zie je kleuren.
Vaak zijn regenbogen er als buien en felle zon elkaar afwisselen. Meestal staat de zon laag en is de regenboog een wijde boog, hoog in de lucht. Maar soms is het zomer en midden op de dag. Dan staat de zon hoog en blijft de boog laag, zoals op de foto.
(Natuurdagboek Trouw woensdag 12 september ’18)