Kleine grazers

Spanje is Nederlands voor España, wat afkomstig is van het Latijnse Hispania. De Romeinen hadden het weer van de Phoeniciërs, die de Middellandse Zee bevoeren en zo’n duizend jaar voor Christus in Spanje aan wal gingen. Ze zagen het daar wemelen van de kleine zoogdieren, die ze niet kenden maar op klipdassen vonden lijken. Zij noemden het gebied klipdassenland: I-sapan-im, waar de Romeinen Hispania van maakten. De Romeinen waren de eersten die konijnen als huisdier hielden. Ze lieten de dieren lopen op ommuurde grasveldjes. Ze waren gek op konijnen, vooral in de pan. Ze brachten konijnen mee naar de uithoeken van het Romeinse Rijk, tot in Nederland aan toe. Konijnen leven in holen. De duinen bleken daarvoor zeer geschikt. Gemakkelijk graven en het hol komt er niet gauw blank te staan. De adel hielp bij de verspreiding, om op het eigen landgoed konijnen te kunnen schieten. Het konijn raakte ingeburgerd en kreeg grote invloed op de vegetatie. Konijnen houden de duinen open en grazig, konijnen maken grote grazers overbodig. In Australië zetten kolonisten konijnen uit. De kleine grazers verloren hun geliefde status toen ze akkers leeg aten. Ter bestrijding werden vossen uit Engeland gehaald. De vossen jaagden op van alles en kregen de konijnen niet onder de duim. Toen werd de konijnenziekte myxomatose verspreid, die pijn, dood en verderf zaaide. De ziekte bereikte Nederland waar de konijnenstand er jarenlang door gedecimeerd werd. Toch waren er altijd overlevenden en de konijnen kwamen eroverheen. Maar toen kwam VHS. Sinds de jaren negentig gaan konijnen dood aan dit viraal hemorragisch syndroom. De dieren zijn schaars geworden en de duinen groeien dicht. Hopelijk komen ze eroverheen en fokken ze voort.