Kikkerliefde, kikkerrit
De kikkers paaien. Bruine kikkers welteverstaan. Bruine kikkers komen bijna overal voor, behalve op stadspleinen en op het moderne boerenland. De kikkers die door de tuin, het park, het bos hippen, soms op behoorlijke afstand van water, zijn bruine kikkers. Bruine kikkers hangen minder bij water rond dan groene kikkers. Maar hun eitjes moeten ze wel in water leggen. De vrouwtjes dan. De mannetjes klemmen zich vast op heur gladde ruggen en laten zich meerijden. De rit duurt tot ze hun zaad over de eitjes laten vloeien. De eitjes zwellen in het water op tot dril, ook wel rit genoemd. Tijdens zachte maartnachten zijn de kikkers niet te stuiten, zeker als het zacht regent. Soms verdringen meerdere mannen zich om een vrouwtje. Allicht dat ze een deel van het dril kunnen bevruchten, hoewel ik betwijfel of die kikkermannen daar bij stilstaan. Ze denken maar aan één ding: een stevige omhelzing. Parende kikkers – dat wordt algauw een grote slijmerige orgie. Bruine kikkervrouwen zijn een stuk forser dan de kikvorsmannen. Een paar mannen op de rug kunnen ze wel houden. Bruine kikkers kwaken er niet bij, maar brommen en knorren diep en donker.
Nu, in de paartijd zijn de vrouwtjes rossig. De mannetjes zijn juist wat grijzer nu, soms tegen het blauwe aan. Die lentekleur houden ze maar een weekje. De kikkers zijn te vinden in en rond ondiep water, maar slaan bij nadering op de vlucht. Hun dril is beter te zien, samenklonterend aan het wateroppervlak. Over een paar weken zwemmen de kikkervisjes rond en over drie maanden kruipen de kleine bruine kikkertjes het water uit en springen ze de wijde wereld in.